Japie Gedicht

Japie

We hielden van je, omdat je zo bijzonder was.

Lang geleden kwam je bij ons, Capucijn was je ras.

Als aapje, lang op gesloten in een papegaaien kooi.

Was je vergroeid, verstijfd, het leek niet zo mooi.

 

Maar heel lief en ondeugend, waardoor je de harten,

van allen veroverde, zodat je je ondergane smarten

vergat, door gezonde voeding ging je beter bewegen.

Soms speelde je zelfs de baas en bezoekers kregen,

 

Je ook in de gaten vonden je leuk, en gingen naar je vragen.

Zo vergingen tal van vreugdevolle jaren, maanden en dagen.

Maar ja, ook apen worden ouder en dan komt tenslotte de dag,

waarop het duidelijk wordt dat het zo niet langer kan en mag.

 

Je wilde niet meer eten. Lag met gesloten ogen op je plank.

Probeerde Dick’s hand te pakken, als een soort stille dank.

Voor al het goede dat je op ‘Apenhof’ zoal had ervaren;

Na een trieste jeugd beleefde je hier vele heerlijke jaren,

37 jaar was je hier gelukkig, vergat het je aangedane leed,

maar daarom mocht dit zich niet herhalen en dus deed

Dick het enig juiste; hij voorkwam dat je opnieuw zou lijden.

En bracht je naar de dierenarts, dat viel niet te vermijden.

 

Hier kwam je einde snel en pijnloos, een definitief en droevig feit.

Nu leef je voort in onze herinnering, vaak denken wij nog aan de tijd

dat je onze hartendief was; toch is ons als grote troost gebleven;

Dankzij de “Apenhof” heb je als aapje blij en onbezorgd kunnen leven.

 

Pijnacker 4 oktober 2012

C.M. van Rossum- Nieboer.